Toelichting bij bovenste grafiek, waargenomen doorlopend neerslagtekort
In bovenstaande grafiek toont de zwarte lijn het verloop in de tijd van het waargenomen neerslagtekort (mm), gemiddeld over 13 stations verspreid over Nederland. Een neerslagtekort is een negatief neerslagoverschot. De groene lijn met toevoeging "5% van de jaren" geeft het verloop van het neerslagtekort aan dat in 5 % van de jaren wordt overschreden. De blauwe lijn met toevoeging "mediaan" het verloop dat in 50% van de jaren wordt overschreden. De rode lijn laat het neerslagtekort zien dat in de extreem droge zomer van 1976 optrad. In deze grafiek wordt de berekening stopgezet indien het doorlopend tekort op nul uitkomt en weer hervat zodra er een tekort optreedt. De berekening loopt in principe vanaf 1 april, mits er sprake is van een tekort, en stopt definitief per 1 oktober. De actuele grafieklijn zal een dalende tendens laten zien indien er gedurende een tijdvak de hoeveelheid neerslag de berekende verdamping overtreft. De hoeveelheden zijn afgerond in hele millimeters. De neerslagaftappingen vinden 1 maal daags plaats om 10.00 uur lokale tijd. Waarnemers geven de gegevens daarna zo spoedig mogelijk door via een voice-response systeem. De grafiek wordt omstreeks 14:00 uur geactualiseerd op basis van de binnengekomen neerslagaftappingen.

15-daagse verwachte ontwikkeling doorlopend neerslagtekort
Een uiteenlopende grijze waaier geeft de verwachte ontwikkeling van het neerslagtekort weer voor 15 dagen vooruit. De waaier is opgebouwd uit de 80% meest waarschijnlijke verwachtingen van het neerslagtekort zoals die zijn berekend op basis van het "Ensemble Precdiction System" (EPS) van het European Centre for Medium-Range Weather Forecasts (ECMWF), een samenwerkingsverband van Europese meteorologische instituten. De waaier ontstaat doordat de onzekerheid van de weersverwachting toe neemt met de verwachtingstermijn.

Met het EPS wordt per dag tot 15 dagen vooruit de verwachte verdamping afgetrokken van de verwachte hoeveelheid neerslag, dit voor alle 50 modeloplossingen voor De Bilt. In de grafiek wordt per dag het 10- en het 90-percentiel van de 50 uitkomsten getoond in de vorm van een grijze waaier. Dat wil zeggen dat er iedere dag 20% van de uitkomsten boven of onder de verwachte waarden heeft gelegen. De grafiek toont dus 80% bandbreedte van de uitkomsten die het meest gecentreerd waren rond de mediaan, het midden van de verdeling, van de 50 uitkomsten; de mediaan is aangegeven als een zwarte stippellijn.

De volgende KNMI-neerslagstations worden gebruikt in de berekeningen voor bovenstaande grafiek: De Bilt, De Kooy, Eelde, Heerde, Hoofddorp, Hoorn, Kerkwerve, Oudenbosch, Roermond, Ter Apel, West-Terschelling, Westdorpe en Winterswijk.


Toelichting bij neerslagoverschot
De kaart toont het doorlopend potentieel neerslagoverschot (in millimeters). Het doorlopend potentieel neerslagoverschot wordt verkregen door het verschil te berekenen tussen de hoeveelheid gevallen neerslag en de berekende referentiegewasverdamping. Dit verschil wordt dagelijks gesommeerd in het tijdvak van 1 april tot en met 30 september. Een negatief getal geeft een vochttekort aan, een positief getal een vochtoverschot. Een kaart met het langjarige gemiddelde (1981-2010) van het neerslagoverschot in het vergelijkbare lopende tijdvak is beschikbaar.

Naast de geografische verdeling van het neerslagtekort kan ook worden gekeken naar het verloop van het neerslagtekort in de tijd.

Achtergrond
Het KNMI houdt niet alleen bij hoeveel neerslag er valt, maar ook hoeveel vocht verdwijnt: de verdamping. Uit kale grond verdampt weinig, anders is dat op begroeide terreinen waar plantenwortels vocht onttrekken. De beschikbare hoeveelheid vocht hangt af van het verschil tussen de neerslag en verdamping. Het is niet eenvoudig om de verdamping te meten, omdat ook de planten zelf een rol spelen in het verdampingsproces. Op dagen met hoge temperaturen en veel zonlicht zijn planten in staat hard te groeien en is er veel water nodig. Vlak na regen kunnen planten die groei ook realiseren, maar zodra meer zuigkracht nodig is om water uit de grond op te nemen, wordt de aanvoer van vocht geremd en vermindert de groei. Met de afname van de groei neemt ook de snelheid van de verdamping af.

Het KNMI hanteert het begrip "referentie-gewasverdamping". De referentiegewasverdamping is gebaseerd op een rekenmethode en wordt in belangrijke mate bepaald door de hoeveelheid zonnestraling en de temperatuur. Door dagelijks het verschil te berekenen tussen de hoeveelheid neerslag en de berekende verdamping en vervolgens dit getal te sommeren over het seizoen wordt het "doorlopend potentieel neerslagoverschot" verkregen. Een negatief getal geeft een vochttekort aan, een positief getal een vochtoverschot. Door het potentieel neerslagoverschot te volgen in de tijd kan meer inzicht worden verkregen in het verminderen/vermeerderen van de vochtvooraad van de bodem.

Bovenstaande kaart is gebaseerd op de neerslagmetingen die dagelijks worden verricht op de KNMI-neerslagstations en de referentiegewasverdamping die wordt berekend voor alle KNMI-stations die zijn uitgerust met een stralingsmeter. De neerslagaftappingen vinden 1 maal daags plaats om 10.00 uur lokale tijd. Waarnemers geven de gegevens daarna zo spoedig mogelijk door via een voice-response systeem. Bovenstaande kaart wordt gedurende de dag enkele malen geactualiseerd op basis van de binnengekomen neerslagaftappingen.

Bron: KNMI